Van eerzaam burger naar staatruifbedelaar

Jan Bennink

einde-_ramses_shaffyRamses Shaffy bezong de romantiek van de armoede: zijn failliet betekende voor de zanger een bevrijding van zijn ballast en zijn parasieten. Hij was vrij! Mooi verhaal, schrijft Jan Bennink, maar de armoede van nu is van een andere orde. ‘De nieuwe sloebers zullen niet dansen in de plassen.’
Van eerzaam burger naar staatruifbedelaar in amper een jaar. Dan lach je niet meer.
‘De wereld heeft mij failliet verklaard’, zong Ramses Shaffy opgetogen als een kind. Je ziet hem voor je. Springend en dansend in de regen, met de lompen om zijn lijf en zijn lange natte haren in de wind. Een fles rode wijn in zijn hand. Stampend door de plassen, een lange neus trekkend naar de burgers met hun loden jassen, op weg naar hun betrekking als pennenlikker of ambtenaar. 

Het failliet van Ramses betekende niets meer dan bevrijding van zijn ballast en z’n parasieten. De armoede van Ramses was de armoede van de schone lei. Shaffy had geen kind en geen kraai. Maar hij hield z’n trots en zijn talent. Hij was failliet en vrij. Dat was zijn rijkdom en dat nam niemand hem af. Het was 1971. Een andere eeuw.

De armoe waar drommen Nederlanders nu naar afglijden is van een andere orde. Wat moet je als je op je vijftigste wordt uitgekotst en binnen een jaar in de bijstand belandt? Als je overtallig bent en duur… en ineens verbluffend makkelijk te lozen. 

Waar moet je heen met je tophypotheek en je veel te dure huis, dat je aan de straatstenen niet kwijt kunt? Wat doe je met je OZB, je studerende kinderen, je kleuters op de dagopvang en je dorstige middenklasser op afbetaling. 

Van eerzaam burger naar staatruifbedelaar in amper een jaar. Dan lach je niet meer. Wat moet je met je Iphone, je flatscreen en de woekerrente op je creditcard, als het financiële kaartenhuis onder je vandaan is getrokken? 

Dan zing je niet naar de maan. Dan spring je niet van geluk. Dan schrijf  je wanhopig sollicitatiebrieven tot je vingers blauw zien. Omdat je niets liever wilt dan zwoegen zoals vroeger in je vertrouwde tredmolen, waar vanuit je neer kon kijken op de zingende zonderlingen in de plassen op de gracht.

Maar uitgekotst blijft uitgekotst. En oud blijft ongewenst. En de enige die je nog opwachten, zijn deurwaarders en de dame van de voedselbank. 

De nieuwe sloebers zullen niet dansen in de plassen. Dat gaat nu eenmaal moeilijk met een molensteen om je nek.