proletariaat 2.0

Het proletariaat ( lat. proletarius) of arbeidersklasse is de klasse in een kapitalistische, industrieele maatschappij, die uitsluitend leeft van de arbeid die ze levert en niet van de winst van een of ander kapitaal .

Dit is een vervolg op ‘de plank en Piketty’, mijn versie van het verhaal over de oplopende ongelijkheid tussen de klassen die volgens de logica van het kapitalistische systeem, alleen maar nóg groter kan worden tenzij een revolutie daaraan een einde zou maken. Heleen Mees wil dan graag aan de ‘goede kant van de geschiedenis staan , schrijft ze in een artikel. Heleen Mees schrijft artikelen over de relatie tussen kapitaal en arbeid en over de groeiende ongelijkheid tussen de klassen waar Piketty zo bekend mee was geworden. Misschien moest je het minimum loon wel verhogen, had ze ook bedacht. Klonk sympathiek, maar dat idee hadden velen voor haar ook al te berde gebracht. Probleem is dat zo’n maatregel de invoering van robots juist zou versnellen. Ik denk niet dat ze bij Mc. Donalds bijvoorbeeld, naar het schijnt een grote werkgever in de USA van ‘lager betaalden’, graag de lonen zouden verhogen, want dan kan hun doelgroep – diezelfde laagbetaalden – de ‘burgers’ niet meer betalen. En zeg nou zelf, wat maakt het nu uit of een Mc. burger wordt aangereikt door een robot of door een mens. ( naschrift : bij een keten van het Japanse Kura Sushi met 262 vestigingen, gebeurt dat al ) Bedrijven streven naar maximale winst en daarvoor is kosten verlagen het middel. Overigens had Heleen dat zelf ook al bedacht, hoewel ze, volgens mij, Piketty hier verkeerd uitlegt:

“De herverdeling van kapitaal naar arbeid die Piketty bepleit is inderdaad broodnodig. Dat laat onverlet dat oude economische wetten gewoon blijven gelden”

Verder had Heleen nog wel wat suggesties om banen te creëren aan de onderkant van de markt: waterschenkers, dog walkers, koeriers, taxichauffeurs en auto poetsers. Als vertegenwoordigster van de bezittende klasse The have’s zal zij maar al te graag gebruikmaken van deze diensten die steeds goedkoper worden als de overtollig geworden arbeiders- The have not’s,  in ‘the race naar the bottom’ zullen vechten om deze baantjes.

The have not ’s  zullen het nieuwe proletariaat 2.0 zijn zonder machtige vakbonden die hun voorgangers hadden.  Het proletariaat 1.0 ondertussen, was zelf de bezittende en vermogende klasse geworden.

 

Tot eind jaren zestig hadden arbeiders een machtige positie in de onderhandelingen met de bazen omdat die afhankelijk van hen waren. Georganiseerd in vakbonden konden ze met stakingen de bedrijven stilleggen en zo steeds betere arbeidsvoorwaarden afdwingen. Maar, mechanisering en later automatisering, holde die positie steeds verder uit; de rol van het ‘productiemiddel arbeid’ nam af ten gunste van het productiemiddel ‘kapitaal’. Vanaf de 70 er jaren kwam dat proces min of meer in een stroomversnelling terecht en de waarde, die loyale werknemers tot dan toe hadden voor een bedrijf, werd ingeruild voor de ‘aandeelhouders – waarde’. Vanaf nu draaide het om ‘kwartaalcijfers’ en ‘winstmaximalisatie’ als logisch gevolg van de technologische ontwikkelingen, die steeds sneller gingen en daarmee de toenemende rol van kapitaal. Nu moesten bedrijven op een elegante manier van hun arbeiders zien af te komen. Om die klus te klaren werd de functie van de Human Resource Manager (HRM) uitgevonden. Deze moderne personeelschef ging zich bezighouden met reorganiseren, fuseren, inkrimpen en ‘outsourcen’ om de dure factotr arbeid terug te dringen . Voorzover er nog arbeid aan het produceren van een product te pas kwam, werd dat uitbesteed naar lage -lonen landen. Transportkosten waren nihil.  Transport over de weg werd gedaan met goedkope chauffeurs uit Oost Europese landen. Als minister Asscher de constructies met uitzendburo’s verbood,  werd gewoon het hele bedrijf naar Polen of Roemenië verplaatst.

Met de uitrol van infrastructuur voor internet en telecommunicatie in een relatief korte periode was de rol van kapitaal duidelijk. Astronomische bedragen werden geïnvesteerd in de  netwerken die weer werden aangelegd door goedkope en rechteloze arbeiders uit lage -lonen landen.

 De volgende fase . Nu, bijna letterlijk alle burgers van de wereld afhankelijk werden van de (veelal geïnstitutionaliseerde ) internet-diensten van een handvol globale bedrijven, zijn we in de fase aangeland van ‘The internet of things’. waarin ‘ big data’, gegevens die de gretige consument welwillend afstaat in ruil voor een ‘beloning’, een rol spelen.   Of bedrijven zoals Uber en Airbnb, die met een web platform niets meer doen dan vraag – en aanbod bij elkaar brengen op een manier waar op enig moment niemand meer omheen kan.

De ontwikkelingen van automatisering en robotisering lijken niet te stoppen, terwijl we tegelijkertijd kunnen vaststellen dat het zal leiden tot enorme werkloosheid die de houdbaarheid van de welvaartsstaat direct ondermijnt. Het boek ‘ Rise of the robots’ van de Amerikaanse Silicon Valley- ondernemer Martin Ford gaat over die bedreigingen. Het onderschrift luidt : ‘alarming and at times surreal…..it’s time to be afraid,very afraid’ :

In a world of self-driving cars and big data, smart algorithms and Siri, we know that artificial intelligence is getting smarter every day. Though all these nifty devices and programs might make our lives easier, they’re also well on their way to making “good” jobs obsolete. A computer winning Jeopardy might seem like a trivial, if impressive, feat, but the same technology is making paralegals redundant as it undertakes electronic discovery, and is soon to do the same for radiologists. And that, no doubt, will only be the beginning. In Silicon Valley the phrase “disruptive technology” is tossed around on a casual basis. No one doubts that technology has the power to devastate entire industries and upend various sectors of the job market. But Rise of the Robots asks a bigger question: can accelerating technology disrupt our entire economic system to the point where a fundamental restructuring is required? Companies like Facebook and YouTube may only need a handful of employees to achieve enormous valuations, but what will be the fate of those of us not lucky or smart enough to have gotten into the great shift from human labor to computation? The more Pollyannaish, or just simply uninformed, might imagine that this industrial revolution will unfold like the last: even as some jobs are eliminated, more will be created to deal with the new devices of a new era. In Rise of the Robots, Martin Ford argues that is absolutely not the case. Increasingly, machines will be able to take care of themselves, and fewer jobs will be necessary. The effects of this transition could be shattering. Unless we begin to radically reassess the fundamentals of how our economy works, we could have both an enormous population of the unemployed-the truck drivers, warehouse workers, cooks, lawyers, doctors, teachers, programmers, and many, many more, whose labors have been rendered superfluous by automated and intelligent machines-and a general economy that, bereft of consumers, implodes under the weight of its own contradictions. We are at an inflection point-do we continue to listen to those who argue that nothing fundamental has changed, and take a bad bet on a miserable future, or do we begin to discuss what we must do to ensure all of us, and not just the few, benefit from the awesome power of artificial intelligence? The time to choose is now.